Biopiraten plukken tropisch Congo-woud leeg Bron: www.indymedia.be By Raf Custers — 22/03/2006 Biopiraterij bloeit ongehinderd in Afrika. Eén voorbeeld: de Duitse firma Cognis beweert ontdekt te hebben hoe heilzaam de bladeren van Afrika's oerboom, de Baobab, voor de huid zijn en maakt er zalfjes mee. Westerse ondernemingen roven schaamteloos planten, organismen en (traditionele) kennis weg uit Afrika om er miljardenbusiness mee te bedrijven. Dat blijkt uit 'Out of Africa', een opmerkelijk onderzoek van Jay McGown, gemaakt in opdracht van het Amerikaanse Edmonds Institute. Afrika kent de geneeskrachtige kwaliteiten van de Baobab-boom al sinds duizenden jaren. Ook de wetenschappelijke literatuur heeft uitvoerig beschreven hoe Afrikaanse traditionele genezers die eigenschappen hebben aangewend. McGown vond daarover in de (Belgische) online-databank Metafro-Prelude niet minder dan 51 artikels of vermeldingen. En toch heeft Cognis zijn "belangwekkende vinding" tegen namaak gepatenteerd en in productie gebracht. Daar vallen massa's geld mee te verdienen: volgens Cognis was de wereldwijde "wellness"-markt in 1995 goed voor een omzet van $100 miljard (!) maar zal dat tegen 2010. vertienvoudigen. De Cognis-case illustreert perfect het cynisme van veel multinationals uit de farmaceutische, cosmetische of agro-industriële sectoren. Jay McGown's rapport staat er bol van. Nog twee voorbeelden.
• De okoumé-boom groeit vooral in de Centraal-Afrikaanse landen Gabon en
Congo-Brazzaville. Hij wordt gekapt om er fineerhout of triplex mee te maken. Maar de Franse cosmetica-reus Dior verwerkt het hars van de okoumé-boom in crèmes, gels en mascaras. Dior verkreeg daarvoor in 2004 zowel in Europa als in de Verenigde Staten patenten. Vanwege de ingewikkelde structuur van de Dior-groep (waarin ook de luxe-merken Christian Dior en Moët-Hennesssy-Luis Vuitton zitten) kon McGown niet achterhalen in welke Dior-producten er okoumé-hars zit. Maar Dior verwijst wel zelf naar de traditionele toepassingen van het hars, in rituelen, voor het maken van fakkels en de behandeling van abcessen en wonden.
www.maniok-en-patatten.be educatief pakket bij dvd
• De voedingsgigant Unilever verkreeg eind 2004 de rechten om extracten van de
hoodia-cactus te commercialiseren. Unilever, maker van het dieetmiddel Slim Fast, hoopt over 2-3 jaar "functional food " op basis van hoodia in de handel te brengen. Hoodia is vooral als apetijtremmer bekend. Ze kwam in 1997 in het businesscircuit terecht, toen in Zuid-Afrika de Raad voor Wetenschappelijk en Industrieel Onderzoek (CSIR) er een patent op nam en de "exclusieve rechten" doorschoof naar de Britse firma Phytopharm. Daarmee begon het complexe gemarchandeer pas goed, want Phytopharm kende op zijn beurt een licentie toe aan de bekende farmareus Pfizer. Die deed er evenwel niets mee deed, zodat de licentie ten slotte in handen kwam van Unilever.
Raar maar waar: aanvankelijk was iedereen de San vergeten – ook bekend als Bushmen, de bevolkingsgroep in de streek waar de hoodia-cactus vandaan komt die op zijn minst toch een vergoeding hoorde te krijgen. Toen er toch over een vergoeding gepraat werd, maakte Phytopharm zich ronduit belachelijk door te beweren dat "de San uitgestorven zijn". De CSIR beloofde dan aan de zowat 100.000 archi-levende San dat ze een deel van de royalties zouden krijgen die Phytopharm in ruil voor het patentrecht ging betalen: de vergoeding voor de San bedroeg om en bij de. 0,003% van de - door Pfizer onder licentie gerealiseerde - winkelverkoop. Een peulschil natuurlijk, en bovendien, toen Pfizer de licentie teruggaf, ging de deal niet eens door. De San dreigen finaal elke vergoeding mis te lopen. Want niet alleen kondigt Unilever nu nieuwe patenten aan, maar intussen zijn andere eigenschappen van de hoodia-cactus ontdekt. De plant zou ook voor sexuele stoornissen en kwalen van de pancreas en de prostaat gebruikt kunnen worden. Daarvoor zouden er telkens nieuwe patenten aankomen. Vraag is of er dan ook zogenaamde Benefit Sharing-akkoorden onderhandeld zullen worden, en of daarin redelijke royalties voorzien zullen zijn. De patenthouder Phytopharm is van de hoodia-cactus wel stukken beter geworden: het kreeg al $12,5 miljoen van Unilever, verwacht nog een tweede schijf van $27,5 miljoen en een derde schijf, waarvan het bedrag onbekend is, eens Unilever zijn voedingsproducten op basis van hoodia in de winkelrekken zet.
Deze business, dat zal al duidelijk zijn, is allesbehalve doorzichtig maar draait integendeel op een web van deals, commissies, bedrijfsgeheimen, patenthouders en (sub-)contractanten. Om het helemaal ingewikkeld te maken: de fabrikanten schuimen niet zelf de Afrikaanse natuur af, ze werken wel met prospectoren van zéér uiteenlopende pluimage. Er zijn wetenschappelijke instellingen bij zoals Botanische Tuinen, door regeringen gesponsorde diensten, maar ook ngo's en zelfs militaire laboratoria. De US-Navy heeft in zijn Namru3-lab in Kairo onderzoek op colibacillen gedaan en de resultaten verkocht aan de Britse vaccinproducent Acambis die er een middel tegen diarree mee zou maken. [Tussen haakjes: in november 2005 botste de Indonesische regering met de VS omdat het NAMRU2-lab in Jakarta zijn bevindingen over de H5N1-vogelgriep niet publiek wou maken]. Frankrijk subsidieert in Gabon het Biodivalor-project dat het – volgens het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken – " heeft mogelijk gemaakt om planten te verzamelen, stalen te inventariseren en ze te verkopen aan farmaceutische laboratoria voor onderzoek naar medische substanties". Er zouden zo al "1200 extracten uit 600 soorten" verkocht zijn (de winst zou in lokale ontwikkelingsprojecten zijn gereïnvesteerd). Volgens Jay McGown heeft Biodivalor de ronkende namen Dior, Aventis, GlaxoSmithKline, AstraZeneca en Roch als partners.
www.maniok-en-patatten.be educatief pakket bij dvd
Voor alle gevallen van bioprospectie die hij wist te achterhalen, vond McGown bijna nooit een treffelijke regeling om opbrengsten te delen. Volgens hem is er meestal sprake van echte biopiraterij en miljoenendiefstal. Deze praktijken vergroten de zo al immense commerciële druk op het tropisch woud van het Congo-bekken dat qua biodiversiteit nu op de tweede plaatse komt na het Amazone-gebied in Zuid-Amerika. De vraag naar biodiversiteit wreet letterlijk aan het woud.
Dat blijkt opnieuw uit de okoumé-exploitatie voor onder meer de Dior-groep. De vraag naar okoumé-hars overtreft nu al wat de hoofdleverancier, het Centraal-Afrikaanse land Gabon, kan produceren. Gabon gaf in 2003 het monopolie voor de export aan de overheidsdienst Iphametra. Die meldt dat er een parallel circuit ontstaat van leveranciers zònder vergunning, die vermoedelijk enkel aan grof profijt op korte termijn denken en niet aan het voortbestaan van het woud. In dat kluwen verschijnt opnieuw het daarnet genoemde Biodivalor-project èn de ngo Pro-Natura, die zogenaamd aan natuurbescherming doet en gesponsord wordt door de petroleumreuzen Shell en Elf.
"It's a free-for-all out there", besluit Jay McGown zijn rapport, de biopiraten hebben vrij spel. Hij pleit voor een moratorium: zolang er geen protocol is dat zowel de toegang tot biodiversiteit als de verdeling van de opbrengsten op een waterdichte manier regelt, moet de bioprospectie worden stilgelegd. Anders, waarschuwt McGown, blijft er van de biodiversiteit niets over en krijgen de biopiraten nog gelijk ook. Volgens hen bestaat biopiraterij namelijk eenvoudigweg niet. Link: http://www.edmonds-institute.org/
www.maniok-en-patatten.be educatief pakket bij dvd
Addendum to Manual of MW\Pharm MediWare BV, Groningen, The Netherlands MW\Pharm: Version 3.30 Date: KinPop: Iterative two-stage Bayesian population procedure A completely new module 'KinPop' has been added to MW\Pharm. KinPop performs a population pharmacokinetic analysis by an 'Iterative two-stage Bayesian population procedure' (ITSB). The ITSB procedure in KinPop is similar to t
La psicología científica y el Test de Rorschach1 En la edición previa de la revista The Clinical Psychologist , Lohr, Fowler yLilienfeld (2002) expresaron su preocupación acerca del uso de los métodos deevaluación y tratamiento que carecen de validación científica. Al describir estos métodoscomo “pseudociencia”, los autores se lamentan de la magnitud en que la popularidad deal