Microsoft word - vertaling wada dopinglijst 2009.doc

Het gebruik van elk geneesmiddel moet worden beperkt tot medische indicaties. Alle verboden stoffen zullen worden beschouwd als “specifieke stoffen” behalve stoffen in de groepen S1, S2, S4.4 en S6.a, en de Verboden Methoden M1, M2 en M3. I. Stoffen en methoden die te allen tijde zijn verboden (zowel binnen wedstrijdverband als buiten wedstrijdverband) Verboden stoffen II. Stoffen en methoden die zijn verboden binnen wedstrijdverband III. Stoffen die zijn verboden in bepaalde sporten Bètablokkers (ß-receptorblokkerende stoffen) De dopinglijst is een vertaling van de “2009 Prohibited List International Standard”, behorend bij de Wereld Anti-Doping Code. In geval van verschillen tussen de Engelse en Nederlandse tekst, geldt de originele Engelstalige tekst (20 september 2008). I. STOFFEN EN METHODEN DIE TE ALLEN TIJDE ZIJN VERBODEN (ZOWEL BINNEN WEDSTRIJDVERBAND ALS BUITEN WEDSTRIJDVERBAND) Anabole middelen zijn verboden. 1. Androgene Anabole Steroïden (AAS) a. Exogene* androgene anabole steroïden zoals: 1-androsteendiol (5α-androst-1-ene-3β,17β-diol), 1-androsteendion (5α-androst-1-ene-3,17-dion), bolandiol (19-norandrosteendiol), bolasteron, boldenon, boldion (androsta-1,4-diene-3,17-dion), calusteron, clostebol, danazol (17α-ethynyl-17β-hydroxyandrost-4-eno[2,3-d]isoxazol), dehydrochloormethyltestosteron (4-chloro-17β-hydroxy-17α-methylandrosta-1,4-dien-3-on), desoxymethyltestosteron (17α-methyl-5α-androst-2-en-17β-ol), drostanolon (dromostanolon), ethylestrenol (19-nor-17α-pregn-4-en-17-ol), fluoxymesteron, formebolon, furazabol (17β-hydroxy-17α-methyl-5α-androstano[2,3-c]-furazan), gestrinon, 4-hydroxytestosteron (4,17β-dihydroxyandrost-4-en-3-on), mestanolon, mesterolon, metandiënon (17β-hydroxy-17α-methylandrosta-1,4-dien-3-on, methandrostenolon), metenolon, methandriol, methasteron (2α, 17α-dimethyl-5α-androstaan-3-on-17β-ol), methyldienolon (17β-hydroxy-17α-methylestra-4,9-dien-3-on), methyl-1-testosteron (17β-hydroxy-17α-methyl-5α-androst-1-en-3-on), methylnortestosteron (17β-hydroxy-17α-methylestr-4-en-3-on), methyltrienolon (17β-hydroxy-17α-methylestra-4,9,11-trien-3-on), methyltestosteron, miboleron, nandrolon, 19-norandrosteendion (estr-4-ene-3,17-dion), norboleton, norclostebol, norethandrolon, oxabolon, oxandrolon, oxymesteron, oxymetholon, prostanozol (17β-hydroxy-5α-androstano[3,2-c] pyrazol), quinbolon, stanozolol, stenbolon, 1-testosteron (17β-hydroxy-5α-androst-1-en-3-on), tetrahydrogestrinon (18a-homo-pregna-4,9,11-trien-17β-ol-3-on, THG), trenbolon en andere stoffen met een vergelijkbare chemische structuur of vergelijkbare biologische werking. b. Endogene** androgene anabole steroïden wanneer exogeen toegediend: Androstanolon (17β-hydroxy-5α-androstan-3-one, dihydrotestosteron), androsteendiol (androst-5-een-3β,17β-diol), androsteendion (androst-4-een-3,17-dion), prasteron (dehydroepiandrosteron, DHEA), testosteron en de volgende metabolieten en isomeren: 5α-androstaan-3α,17α-diol, 5α-androstaan-3α,17β-diol, 5α-androstaan-3β,17α-diol, 5α-androstaan-3β,17β-diol, androst-4-een-3α,17α-diol, androst-4-een-3α,17β-diol, androst-4-een-3β,17α-diol, androst-5-een-3α,17α-diol, androst-5-een-3α,17β-diol, androst-5-een-3β,17α-diol, 4-androsteendiol (androst-4-een-3β,17β-diol), 5-androsteendion (androst-5-een-3,17-dion), epi-dihydrotestosteron, epitestosteron, 3α-hydroxy-5α-androstaan-17-on, 3β-hydroxy-5α-androstaan-17-on, 19-norandrosteron, 19-noretiocholanolon. [Opmerking bij Groep S1.1b: Wanneer een androgeen anabool steroïde van nature endogeen wordt geproduceerd, is sprake van een verboden stof in het monster en zal een belastend analyseresultaat worden gerapporteerd, indien de concentratie van de verboden stof of haar metabolieten en/of welke andere relevante ratio(s) dan ook zodanig afwijkt van de waarden die normaal gevonden worden bij mensen, dat het niet waarschijnlijk is, dat het consistent is met een normale endogene productie. Er is geen sprake van een monster dat een verboden stof bevat, wanneer een sporter bewijs kan overleggen dat de concentratie van een verboden stof, of haar metabolieten en/of enige andere relevante ratio(s) in het monster, is toe te schrijven aan een fysiologische of pathologische oorzaak. In alle gevallen en bij elke concentratie is sprake van een verboden stof in het monster van de sporter en zal het laboratorium een belastend analyseresultaat melden, wanneer, gebaseerd op een betrouwbare analysemethode (zoals IRMS), het laboratorium kan aantonen dat de verboden stof van exogene herkomst is. In een dergelijk geval is nader onderzoek niet noodzakelijk. Wanneer een waarde niet afwijkt van de waarden die normaal gevonden worden bij mensen en de betrouwbare analysemethode (zoals IRMS) niet heeft vastgesteld dat sprake is van exogene herkomst van de stof, maar als er serieuze aanwijzingen zijn dat in het monster van de sporter sprake is van een verboden stof (zoals een vergelijking van steroïdprofielen), of wanneer een laboratorium melding maakt van een T/E ratio groter dan vier (4) staat tot een (1), en een betrouwbare analysemethode (zoals IRMS) niet de exogene herkomst van de stof heeft aangetoond, moet de relevante Anti-Doping Organisatie nader onderzoek (laten) verrichten door eerdere testresultaten opnieuw te bekijken of nieuwe testen uit te voeren. Wanneer een dergelijk nader onderzoek noodzakelijk is, zal het laboratorium het resultaat melden als atypisch en niet als belastend. Als het laboratorium rapporteert, op basis van een betrouwbare analysemethode (zoals IRMS) dat de verboden stof van exogene herkomst is, is geen nader onderzoek nodig en is er sprake van de aanwezigheid van deze verboden stof in het monster. Wanneer een aanvullende betrouwbare analysemethode (zoals IRMS) niet is toegepast en er niet minimaal drie eerdere testresultaten beschikbaar zijn, dient de relevante Anti-Doping Organisatie de sporter ten minste drie keer onaangekondigd te controleren in een periode van drie maanden ten einde een longitudinaal profiel van de sporter vast te stellen. Het resultaat dat de aanleiding vormt tot dit longitudinaal onderzoek zal gemeld worden als atypisch. Als het longitudinale profiel van de sporter zoals vastgesteld uit de testen fysiologisch niet normaal is, zal het resultaat als een belastend analyseresultaat gemeld worden. In extreem zeldzame gevallen kan endogeen boldenon worden aangetroffen in de urine in zeer lage waarden (nanogram per milliliter (ng/ml)). Wanneer een dergelijke zeer lage concentratie van boldenon wordt aangetroffen door een laboratorium en een betrouwbare analysemethode (zoals IRMS) niet heeft aangetoond dat de verboden stof van exogene herkomst is, kan nader onderzoek worden verricht door (een) nieuwe test(en) uit te voeren. Voor 19-norandrosteron geldt dat een belastend analyseresultaat, gerapporteerd door een laboratorium, wordt beschouwd als wetenschappelijk en valide bewijs voor de exogene herkomst van de verboden stof. In een dergelijk geval is nader onderzoek niet noodzakelijk. Wanneer een sporter weigert aan de onderzoeken mee te werken, wordt het monster van de sporter geacht een verboden stof te bevatten.] 2. Andere anabole middelen zoals, Clenbuterol, selectieve androgeen-receptormodulatoren (SARMs), tibolon, zeranol, zilpaterol. Met betrekking tot de gehele sectie S1 geldt: * “Exogeen” betekent een stof die van nature niet door het lichaam kan worden aangemaakt. ** “Endogeen” betekent een stof die van nature door het lichaam kan worden aangemaakt. S2. De volgende stoffen en hun releasing factors, zijn verboden: 1. Middelen die de erytropoëse stimuleren (zoals erytropoëtine (EPO, epoëtine), darbepoëtine (dEPO), hematide); 2. Groeihormoon (GH, somatropine), Insuline-achtige Groeifactoren (zoals 3. Choriongonadotrofine (HCG) en Luteïniserend Hormoon (LH), alleen voor en andere stoffen met een vergelijkbare chemische structuur of vergelijkbare biologische werking. [Opmerking bij Groep S2: Er is sprake van een verboden stof in het monster wanneer de concentratie van de verboden stof, of haar metabolieten en/of relevante ratio’s, in het monster van de sporter de waarden die normaal gevonden wordt bij mensen zodanig overschrijdt dat het niet consistent is met een normale endogene productie, tenzij een sporter kan aantonen dat de concentratie het gevolg is van een fysiologische of pathologische oorzaak. Wanneer het laboratorium, gebruik makend van een betrouwbare analysemethode, rapporteert dat de verboden stof van exogene herkomst is, wordt het monster geacht een verboden stof te bevatten en zal een belastend analyseresultaat worden gerapporteerd.] S3. Alle bèta-2 agonisten en hun D- en L-isomeren zijn verboden. Om die reden is voor het gebruik van formoterol, salbutamol, salmeterol en terbutaline, toegediend per inhalatie, ook een dispensatie vereist, conform de relevante sectie in de International Standard for Therapeutic Use Exemptions. Ongeacht het verlenen van een dispensatie, wordt de aanwezigheid van salbutamol in de urine groter dan 1000 ng/ml als een belastend analyseresultaat beschouwd, tenzij een sporter kan bewijzen – door middel van een gecontroleerd farmacokinetisch onderzoek – dat dit afwijkende resultaat het gevolg is van het gebruik van een therapeutische dosis van geïnhaleerde salbutamol. S4. 1. Aromatase-remmers, zoals anastrozol, letrozol, aminoglutethimide, 2. Selectieve oestrogeen-receptormodulatoren (SERMs), zoals raloxifeen, 3. Andere anti-oestrogene stoffen zoals clomifeen, cyclofenil, fulvestrant. 4. Middelen die de myostatine-functie(s) beïnvloeden zoals myostatine- Maskerende middelen zijn verboden. Daaronder vallen: Diuretica, probenecide, middelen die het plasmavolume vergroten (zoals de intraveneuze toediening van albumine, dextran, hydroxy-ethylzetmeel (HES) en mannitol) en andere stoffen met vergelijkbare biologische werking(en). Tot de diuretica behoren: Acetazolamide, amiloride, bumetanide, canrenoïnezuur, chloortalidon, etacrynezuur, furosemide, indapamide, metolazon, spironolacton, thiaziden (zoals bendroflumethiazide, chloorthiazide, hydrochloorthiazide), triamtereen en andere stoffen met een vergelijkbare chemische structuur of vergelijkbare biologische werking (behalve drosperinon, en plaatselijk toegepaste dorzolamide en brinzolamide, die niet verboden zijn). [opmerking bij Groep S2: Een dispensatie is niet geldig, wanneer de urine van de sporter, naast een diureticum tevens (een) exogene verboden stof(fen) op of onder de grenswaarde bevat.] Bloeddoping, waaronder het gebruik van autoloog, homoloog of heteroloog bloed of rode bloedcelproducten van welke oorsprong dan ook. Het gebruik van middelen die de opname, het transport of de afgifte van zuurstof verbeteren zoals perfluorchemicaliën, efaproxiral (RSR-13) en gemodificeerde hemoglobineproducten (bijvoorbeeld bloedvervangingsmiddelen op basis van hemoglobine en hemoglobine in microcapsules). M2. Chemische en fysieke manipulatie a. Manipulatie of poging tot manipulatie ten einde de integriteit en validiteit van de monsters die afgenomen worden bij een dopingcontrole te veranderen, is verboden. Hieronder vallen onder andere catheterisatie en verwisseling van of Intraveneuze infusies zijn verboden, behalve in het geval van chirurgische procedures, medische noodgevallen of klinisch onderzoek. Het overbrengen van cellen of genetisch materiaal of het gebruik van cellen, genetisch materiaal of farmacologische stoffen, om de expressie van endogene genen, die de mogelijkheid hebben om de sportieve prestatie te bevorderen, te veranderen is verboden. Peroxisoom Proliferator Geactiveerde Receptor Delta (PPARδ)-agonisten (zoals GW 1516) en PPARδ- AMP-geactiveerde proteïnekinase (AMPK)-reactieketen agonisten (zoals AICAR) zijn verboden. II. STOFFEN EN METHODEN DIE ZIJN VERBODEN BINNEN WEDSTRIJDVERBAND In aanvulling op de categorieën S1-S5 en M1-M3 zoals hierboven gedefinieerd zijn de volgende categorieën binnen wedstrijdverband verboden: VERBODEN STOFFEN S6. Alle stimulantia (waaronder ook hun D- en L-isomeren wanneer van toepassing) zijn verboden, behalve imidazolinederivaten voor plaatselijk gebruik, en die stimulantia die zijn opgenomen in het “WADA Monitoring Program 2009”.* Onder de stimulantia vallen: a: Niet Specifieke Stimulantia: Adrafinil, amfepramon, amfetamine, amfetaminil, amifenazol, benzfetamine, benzylpiperazine, bromantan, clobenzorex, cocaïne, cropropamide, crotetamide, dimetamfetamine (dimethylamfetamine), etilamfetamine, famprofazon, fencamine, fendimetrazine, fenetylline, fenfluramine, fenmetrazine, fenproporex, fentermine, 4-fenylpiracetam (carfedon), furfenorex, mefenorex, mefentermine, mesocarb, metamfetamine(D-), p-methylamfetamine, methyleendioxyamfetamine, methyleendioxymetamfetamine, modafinil, norfenfluramine, prolintan. Een stof die hierboven niet met name wordt genoemd, is een Specifieke Stof. b: Specifieke Stimulantia (voorbeelden): adrenaline (epinefrine) **, cathine***, efedrine****, etamivan, etilefrine, fenbutrazaat, fencamfamine, fenpromethamine, heptaminol, hydroxyamfetamine (parahydroxyamfetamine), isomethepteen, levmetamfetamine, meclofenoxaat, methylefedrine****, methylfenidaat, nicethamide, norfenefrine, octopamine, oxilofrine, pemoline, pentetrazol, propylhexedrine, selegiline, sibutramine, strychnine, tuaminoheptaan en andere stoffen met een vergelijkbare chemische structuur of vergelijkbare biologische werking. * Stoffen die zijn opgenomen in het “WADA Monitoring Program 2009” (bupropion, coffeïne, fenylefrine, fenylpropanolamine, pipradol, pseudo-efedrine en synefrine (oxedrine)) worden niet als verboden beschouwd. ** Adrenaline, in combinatie met lokale anaesthetica of voor lokaal gebruik (bijvoorbeeld nasaal of oogheelkundig) is niet verboden. *** Cathine is verboden bij een concentratie in de urine groter dan 5 microgram per milliliter. **** Zowel efedrine als methylefedrine zijn verboden bij een concentratie in de urine groter dan 10 microgram per milliliter. S7. De volgende narcotica zijn verboden: Buprenorfine, dextromoramide, diamorfine (heroïne), fentanyl en zijn derivaten, hydromorfon, methadon, morfine, oxycodon, oxymorfon, pentazocine en pethidine. S8. Cannabinoïden (hasj, marihuana, etc.) zijn verboden. Alle glucocorticosteroïden zijn verboden wanneer oraal, intraveneus of intramusculair of rectaal toegediend. Conform de International Standard for Therapeutic Use Exemptions moet de sporter een verklaring invullen voor het gebruik van glucocorticosteroïden wanneer intra-articulair, peri-articulair, peritendineus, epiduraal, intradermaal of per inhalatie toegediend met uitzondering van de toepassingen hieronder vermeld. Lokale toepassingen zijn, wanneer gebruikt voor auriculaire, buccale, dermatologische (waaronder iontoforese en fonoforese), gingivale, nasale, oculaire, en peri-anale aandoeningen, niet verboden en hiervoor is geen dispensatie of verklaring nodig. III. STOFFEN DIE ZIJN VERBODEN IN BEPAALDE SPORTEN P1. Alcohol (ethanol) is alleen binnen wedstrijdverband verboden in de onderstaande sporten. Detectie zal worden uitgevoerd door adem- en/of bloedanalyse. De voor de sport geldende grenswaarde (bloedwaarde) is 0,10 g/l. Autosport Bètablokkers (ß-receptorblokkerende stoffen) Tenzij anders is aangegeven, zijn bètablokkers alleen verboden binnen wedstrijdverband in de volgende sporten: Autosport Biljart + Snooker Bobslee Bowling Bowls Bridge Curling Golf Gymnastiek Handboogschieten Jeu de boules Kegelen Luchtvaart Moderne vijfkamp (bij schansspringen, snowboard (half pipe & big air) en free (alleen voor stuurlieden in het matchracen) Tot de bètablokkers behoren onder andere: acebutolol, alprenolol, atenolol, betaxolol, bisoprolol, bunolol, carteolol, carvedilol, celiprolol, esmolol, labetalol, levobunolol, metipranolol, metoprolol, nadolol, oxprenolol, pindolol, propranolol, sotalol en timolol.

Source: http://www.svhetkasteel.eu/reglementen/wada%20dopinglijst%202009.pdf

friendswithms.com

The new immune system medications provide true disease man-agement for the first time. They clearly are not for everyone withMS and must be selected and used with expert advice. The back-bone to MS management has been and continues to be the man-agement of symptoms. Everyone with MS should be aware of themany ways that the symptoms of MS can be managed, with the goalof improved quality of life. S

Pii: s0022-3999(02)00309-4

Journal of Psychosomatic Research 53 (2002) 873 – 876Central pathways to morbidity and mortalityJanice K. Kiecolt-Glasera,*, Ronald GlaserbaDepartment of Psychiatry, The Ohio State University College of Medicine, 1670 Upham Drive, Columbus, OH 43210, USAbDepartment of Molecular Virology, Immunology, and Medical Genetics, The Ohio State University College of Medicine, Columbus, OH 43210,

Copyright © 2010-2014 Internet pdf articles