Stappenplan: Angst Doel Vroegtijdige opsporing en behandeling van angst bij zelfstandig wonende ouderen Stap 1: Screenen op angst in de eerste lijn (kruis aan) Voelt u zich de afgelopen vier weken wel eens angstig?
Indien deze vraag met ja wordt beantwoord: ga dan na afloop van alle screenende vragen door naar stap 2
en kruis het probleem angst aan op het samenvattingblad.
Stap 2: Herkent u het als probleem? O ja / O nee (‘ja’: stap 3) Stap 3: Zou u iets aan het probleem willen (laten) doen? O ja / O nee (‘ja’: stap 4)
Stap 4: Diagnostiek naar ernst en risicofactoren voor angst 4.1 Overnemen risicofactoren uit CGA
Antwoorden (licht z.n. toe) Opmerking/interpretatie
Heeft u zich de afgelopen maand meerdere O ja O nee
momenten minder interesse of plezier in dingen?
Een score van 4 (vrouwen) of 5 (mannen) of
Is patient de afgelopen 12 maanden één of
1g) Is de sociale participatie belemmerd? (27)
(Op basis van de de Jong-Gierveld schaal)
4.2 Diagnostiek: vragenlijst angststymptomen HADS-A
Hieronder staan uitspraken die door mensen zijn gebruikt om zichzelf te beschrijven. Lees iedere
uitspraak voor en geef aan hoe u zich de afgelopen vier weken heeft gevoeld. Er zijn geen goede of
slechte antwoorden. Denk niet te lang na en geef uw eerste indruk. (Bij het eerste item uitleggen welke opties er zijn en dit soms herhalen bij volgende items).
1. Ik voel me de laatste tijd gespannen
2. Ik krijg de laatste tijd het angstige gevoel alsof er elk
4. Ik kan de laatste tijd rustig zitten en me ontspannen
5. Ik krijg de laatste tijd een soort benauwd, gespannen gevoel in mijn maag
6. Ik voel me de laatste tijd rusteloos
7. Ik krijg de laatste tijd plotseling gevoelens van angst en
De totaalscore berekent u door alle omcirkelde cijfers bij elkaar op te tellen. Hoe hoger de score hoe meer gevoelens van angst aanwezig zijn. Een totaalscore van 7 en hoger duidt op relevante angstsymptomen, die verdere diagnostiek vragen. Sta
4.3 Diagnostiek: aanvullende vragen bij 7 of meer punten op de HADS-A 1. Maak een inschatting van de omvang van de angstklachten
Antwoorden (licht z.n. toe) Opmerking/interpretatie
1a) Hoe lang bestaat de klachten van angst/
1b) Komen de klachten in aanvallen of zijn ze
1c) Hoelang duren de klachten (per keer dat het
1d) In welke situatie treden de klachten op?
drukke winkels, of is het eigenlijk niet afhankelijk van bepaalde omstandigheden?
O nee O ja: bijvoorbeeld ………………………
2. Stel vast welke risicofactoren nog meer aanwezig zijn
Antwoorden (licht z.n. toe) Opmerking/interpretatie
2a) Heeft u wel eens eerder angstklachten
2b) Heeft u lichamelijke aandoeningen die voor
angst zorgen? (denk bijvoorbeeld aan angst voor
benauwdheid bij longaandoeningen, of angst om
2c) Zijn er recent ingrijpende gebeurtenissen
geweest, zoals een verhuizing, ziekte of het
Zo ja, omschrijven: ……………………………….
Stap 5: samenvatting van stap 1 t/m stap 4 (screeningsvraag en diagnostische vragen) Doel Voorbereiden overleg met de huisarts over verdenking angst en risicofactoren. Aanpak
Een score van 7 of hoger duidt op relevante angstsymptomen die verdere diagnostiek vragen
2. Samenvatting van de duur/omvang van de klachten
…………weken/maanden/jaren (doorhalen wat n.v.t. is)
…………………………………. (alleen indien van toepassing)
3. Samenvatting van de belangrijkste risicofactoren (alleen met ‘ja’ beantwoord; kort noemen):
……………………………………………………………………….
………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………….
Stap 6: Overleg met de huisarts/ opstellen zorgbehandelplan Doel Opstellen van werkdiagnose en definitief voorstel voor interventie om evt. angststoornis te behandelen of eerst verder te onderzoeken Werkdiagnose (HADS-A 7 of meer: angststoornis mogelijk): Angststoornis mogelijk O JA O NEE Zorgbehandelplan (aangekruiste opties overnemen op ‘Zorgbehandelplan’) 1. Adviezen/ zelfzorg:
O Adviezen verpleegkundige (Psycho-educatie, activering, tegengaan van vermijding, bewust afleiding zoeken op momenten van angst, angst-dagboekbijhouden, evt. cursus volgen (‘Angst de baas 50+, GGZ) anders nl:
………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………….
O NHG-patient brief (bijv. angst gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis)
2. Behandeling comorbiditeit in de praktijk: - Slaapstoornis:
3. Verdere behandeling eerste lijn: O Verwijzing spreekuur huisarts (meerdere opties tegelijk mogelijk)
O Verdere diagnostiek O Overweging niet-medicamenteuze behandeling
O Anders, nl. …………………………………………………………
O Verwijzing andere hulpverlener eerste lijn:
O SPV-er O Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) O Psycholoog O Psychotherapeut O Anders, nl. …………………………………………………………
4. Verwijzing diagnostiek/behandeling tweede lijn (op advies van de huisarts) O Ja
Advies werkgroep: afhankelijk van aanvullende bevindingen na de GDS:
≥ 7 punten HADS-A: verwijzing huisarts voor verdere analyse (inclusief vragen psychotische verschijnselen); ≤ 6 punten HADS-A: bespreken of verwijzing huisarts toch wenselijk is; evt. begeleiding Verpleegkundige en/of andere eerstelijns hulpverleners.
N.B. Voor verwijzing voor een psychologische interventie is voldoende motivatie en zelfinzicht een vereiste.
Stap 7: Bespreken van het zorgbehandelplan met de patiënt Er is aandacht voor:
- Het vaststellen van een tijdpad waarin controlemomenten worden ingebouwd m.b.t.
aanvullende diagnostiek, het volgen van adviezen en/of andere behandelingen die via de
verpleegkundige, huisarts en/of specialist worden ingezet.
- Evt. uitreiken van patiëntbrieven van NHG:
Stap 8: Eigen kracht Doel De oudere patiënt of zijn omgeving kan zelf maatregelen treffen om meer zicht op en controle over zijn angst te krijgen en dat mogelijkheden worden geboden voor herstel. Voorbeelden van interventies door oudere patiënt zelf en/of de omgeving: Activering Tegengaan van vermijding Bewust afleiding zoeken op momenten van angst Slaaphygiënische verbeteren Stoppen met gebruik van alcohol en benzodiazepinen Zelfhulp en informatie kan door de oudere het beste gekregen worden via de Angst Dwang & Fobie Stichting: www.adfstichting.nl Folders: http://www.adfstichting.nl/BoekenFoldersCDs/tabid/402/Default.aspx
Voorlichting over de mogelijkheden tot financiering van de hulpmiddelen & zorg; uitgevoerd door POH ouderenzorg Doel De patiënt voorzien van meer informatie om de voorgestelde en door de patiënt geaccepteerde interventies uit te kunnen (laten) voeren
Achtergrondinformatie voor de verpleegkundige (o.b.v. NHG-patientbrieven)
Iedereen is wel eens angstig. Angst is een normale reactie bij dreigend gevaar. Het leidt tot voorzichtigheid of tot vluchten, en kan dus nuttig zijn als je jezelf moet beschermen. Soms is iemand bang terwijl daar weinig aanleiding voor is. Als de angst erg groot is of onnodig lang aanhoudt, kunt u daar in uw dagelijks leven veel last van hebben. We spreken dan van een angststoornis. Er zijn verschillende soorten angststoornissen:
• gegeneraliseerde angststoornis • paniekstoornis • hypochondrie • posttraumatische stressstoornis • sociale fobie
Bij alle angststoornissen kunnen de volgende klachten ontstaan op momenten dat de angst overheerst:
• hartkloppingen, transpireren, duizeligheid, beven; • hyperventilatie, benauwdheid, een vervelend gevoel in de borst; • tintelingen of een doof gevoel in handen en/of voeten; • misselijkheid of diarree; • het gevoel niet meer te weten wie of waar u bent; • het gevoel dat u de controle over uzelf verliest, gek wordt of doodgaat.
1. Wat is een gegeneraliseerde angststoornis?
Iemand met een gegeneraliseerde angststoornis maakt zich voortdurend erge zorgen over allerlei dingen uit het dagelijks leven, terwijl daar weinig aanleiding voor is. Vaak gebeurt dit onbewust. U zit bijvoorbeeld steeds in angst over uw werk, de kinderen, de vakantie, over wat u allemaal moet betalen of wat er in de toekomst zou kunnen gebeuren.
Mensen met een gegeneraliseerde angststoornis zitten voortdurend te piekeren, zijn rusteloos en prikkelbaar. Ze kunnen zich niet goed concentreren, zijn gespannen en moe. Ook kunnen spierklachten en slaapproblemen ontstaan.
Mensen met deze angststoornis kunnen spanning en onzekerheid slecht verdragen. Dat kan ertoe leiden dat u nieuwe, onbekende situaties uit de weggaat om extra stress en mogelijke problemen te voorkomen. Vakanties worden liefst dicht bij huis doorgebracht (bijvoorbeeld elk jaar op dezelfde camping). Relatiespanningen worden niet uitgesproken maar toegedekt. Confrontaties worden vermeden. Als u bijvoorbeeld erg gespannen wordt bij iedere rekening die u krijgt toegestuurd, kan dat ertoe leiden dat u uw post niet meer opent. Sommige mensen vluchten voor spanningen door in bed te gaan liggen. Of ze proberen hun zorgen en angstgevoelens te verdringen door veel te eten. Sommigen gebruiken alcohol, drugs of kalmerende middelen om zich minder gespannen te voelen. Maar als u spanning en onzekerheid blijft vermijden, leert u niet met die spanning om te gaan en deze te doorstaan. De angst voor onzekere of nieuwe situaties houdt daardoor aan of wordt erger.
Angst zorgt ervoor dat uw lichaam snel kan reageren op een mogelijk gevaar: Uw hart klopt ineens harder, u ademt sneller en u transpireert. Deze lichamelijke verschijnselen kunnen beangstigend zijn en de angst versterken. Als de angst gaat overheersen, raakt u in paniek. U voelt zich dan ellendig. We noemen dit een paniekaanval. Een paniekaanval kan minuten tot uren duren.
Wanneer u vaak (ook zonder aanleiding) in paniek raakt en u tussendoor alsmaar bang bent om opnieuw een paniekaanval te krijgen, dan heeft u een paniekstoornis. De angst voor een paniekaanval kan uw leven gaan beheersen. Een paniekstoornis kan enkele jaren duren. Perioden met veel en weinig klachten wisselen elkaar af.
Een paniekaanval kan de bovengenoemde klachten geven.
De angst voor een paniekaanval kan ertoe lijden dat u situaties die angst bij u oproepen, gaat vermijden. Sommige mensen gaan middelen gebruiken om de angst minder te voelen, bijvoorbeeld alcohol, drugs of kalmeringsmiddelen. Maar door het vermijden of ‘verdoven’ van de angst, leert u niet met angstgevoelens om te gaan en ze te doorstaan. De angst voor de angst houdt daardoor aan of neemt juist toe.
Mensen met een paniekstoornis zijn vaak bang voor situaties waarin een paniekaanval zou kunnen optreden. Vooral situaties waaruit u moeilijk kunt wegkomen of hulp kunt vragen, zijn beangstigend. U durft bijvoorbeeld niet meer in de bus, de trein, een winkel, een restaurant of een drukke straat. Misschien durft u zelfs helemaal niet meer naar buiten. Dit noemen we pleinvrees (straatvrees of agorafobie).
Mensen met hypochondrie denken steeds dat ze een ernstige ziekte hebben, terwijl er medisch niets te vinden is dat daarop wijst.
Mensen met hypochondrie letten voortdurend op hun eigen lichaam en voelen daardoor van alles. Allerlei gewone lichamelijke verschijnselen (zoals een steek, jeuk of kramp, hoofdpijn of een droge mond) worden gezien als teken van een ernstige ziekte. Lichamelijke klachten zijn al gauw reden voor angst en paniek. Ook als een dokter iemand met hypochondrie goed nakijkt en niets vindt, blijft de angst voor een ernstige ziekte aanwezig of deze komt na korte tijd terug. Het is nauwelijks mogelijk om iemand met hypochondrie gerust te stellen. Het zoeken naar geruststelling kan de angst voor een ernstige ziekte in stand houden of versterken.
Op momenten dat de angst overheerst kunnen de bovengenoemde klachten ontstaan:
4. Wat is een posttraumatische stress-stoornis?
Wanneer u iets heel ergs heeft meegemaakt (zoals een oorlog, een overval of seksueel geweld), kan die gebeurtenis steeds op een indringende manier in uw gedachten of dromen terugkomen. Het is alsof de gebeurtenis zich telkens weer voor uw ogen afspeelt, alsof u het steeds opnieuw beleeft.
U doet er alles aan om deze gedachten te vermijden. U gaat bijvoorbeeld niet meer naar de plek waar het gebeurd is. U mijdt de mensen die met het nare voorval te maken hadden, of die u eraan doen denken.
Sommige mensen gebruiken alcohol, drugs of kalmerende middelen om hun nare ervaringen te verdringen en gevoelens van angst, pijn of verdriet te ‘verdoven’.
Mensen met een posttraumatische stress-stoornis zijn vaak zeer prikkelbaar. Ze schrikken snel en hevig. Ze kunnen zich niet goed concentreren of krijgen zomaar opeens een enorme woedeuitbarsting. Ze kunnen minder belangstelling opbrengen voor hun omgeving en verwachten weinig van de toekomst. Verschijnselen van een posttraumatische stress-stoornis kunnen soms pas jaren na de gebeurtenis optreden.
Wanneer u alsmaar erg bang bent voor de reactie of de kritiek van anderen, spreken we van een sociale fobie. U bent bijvoorbeeld bang dat u zich belachelijk maakt als u gaat trillen, blozen of transpireren. Alleen al de gedachte dat u naar een etentje of feestje zou moeten, kan soms al grote angst oproepen. Sommige mensen raken in paniek als ze een toespraak voor een groep mensen moeten houden. De angst kan reden zijn om weg te blijven op het feestje of om de voordracht niet te houden. Soms zet u door maar voelt u daarbij een vreselijke angst. Bij sommigen is de angst er alleen in bepaalde situaties. Iemand kan bijvoorbeeld podiumvrees hebben, maar dineren met veel mensen geen probleem vinden. Anderen zijn bang in allerlei sociale situaties. Zo kan zelfs telefoneren al een probleem vormen.
Iemand met een sociale fobie voelt zich in genoemde situaties heel erg ongemakkelijk. Op momenten dat u erg angstig bent kunt u de bovengenoemde klachten krijgen.
Iemand met een specifieke fobie heeft een hevige, aanhoudende, onredelijke angst voor bepaalde dingen, zoals spinnen, slangen, of bloed. Iemand kan ook een angst hebben voor bepaalde situaties, zoals hoogtes (hoogtevrees), of voor kleine ruimtes, zoals een lift of een toilet (claustrofobie). Vliegangst is ook een specifieke fobie. Iemand met een fobie weet meestal wel dat de angst overdreven is, maar dat helpt niet. Zodra hij geconfronteerd wordt met hetgeen waar hij zo bang voor is, raakt hij in paniek. Hij doet er vaak alles aan om deze situaties te vermijden.
Iemand met een specifieke fobie kan in de gevreesde situaties de boevengenoemde klachten krijgen:
Deze verschijnselen kunnen beangstigend zijn. Uw angst wordt erdoor versterkt en u raakt in paniek. Een paniekaanval kan minuten tot uren duren. Meestal gaat het snel over als hetgeen waarvoor u zo bang bent, is verdwenen.
Het kan zijn dat u de dingen of situaties die bij u angst oproepen, gaat vermijden. U hoopt daardoor minder last te hebben van uw angst. Maar daardoor leert u niet met uw angst om te gaan. Het kan er juist toe leiden dat uw angst aanhoudt of erger wordt. Een specifieke fobie blijft vaak lang bestaan, waarbij vergelijkbare situaties telkens weer een paniekaanval kunnen veroorzaken.
Waarom iemand een angststoornis krijgt, is niet duidelijk. In sommige families komen angststoornissen vaker voor. Erfelijkheid speelt daarbij een rol. Je zou kunnen zeggen dat de een meer kwetsbaar is dan de ander. Er wordt gedacht dat bepaalde stoffen (neurotransmitters) invloed hebben op iemands gevoeligheid voor angst en paniek. Neurotransmitters zitten bij iedereen in het bloed en in het zenuwstelsel. De manier waarop
iemand met angst omgaat lijkt voor een deel ook aangeleerd. Opvoeding en ervaringen uit het verleden spelen daarbij een rol. Sommige mensen krijgen bij verschijnselen van angst, zoals hartkloppingen en benauwdheid, het gevoel dat ze de situatie niet aankunnen. Daardoor neemt de angst toe en raken ze in paniek. Stoffen zoals cafeïne kunnen de lichamelijke verschijnselen van angst versterken. Bij sommige mensen kan dit een paniekaanval uitlokken.
U kunt zelf veel doen om uw klachten te verminderen. Vaak komen er op angstige momenten automatisch gedachten in u op die de angst versterken en paniek veroorzaken.
Als u die gedachten kunt veranderen, voorkomt u dat de angst gaat overheersen. U leert met uw angsten om te gaan en deze onder controle te houden, in plaats van dat de angst uw leven beheerst.
Begin bijvoorbeeld met het bijhouden van een ‘dagboekje’: Schrijf op wat er in angstige momenten gebeurt. Welke gedachten spelen er dan door uw hoofd? Waar bent u bang voor? Wat voelt u? Hoe reageert u hierop? En wat doet u dan?
Kijk eens kritisch of uw angstgedachten wel kloppen. Is er wel reden voor zoveel onzekerheid, zorgen en gepieker? Bedenk vervolgens welke positieve, geruststellende gedachten u tegenover uw angstgedachten kunt zetten. Zo leert u rustig na te denken, zonder dat onzekerheid en angstgedachten de overhand krijgen. Vaak lukt het dan beter de angstige momenten te doorstaan en rustig te blijven tot u zich beter voelt. Schrijf deze positieve gedachten op zodat u ze op moeilijke momenten kunt nalezen.
Noteer ook wat u op angstige momenten voortaan kunt doen. Bijvoorbeeld rustig ademen om te ontspannen. Even wandelen of iemand opbellen. Zoek steun bij mensen die u vertrouwt. Leg aan hen uit waar u last van heeft. De meeste mensen hebben hier begrip voor. Laat hun eventueel ook deze brief lezen.
Medicijnen tegen depressie (antidepressiva) kunnen bij een gegeneraliseerde angststoornis helpen. Voorbeelden van antidepressiva zijn fluvoxamine,paroxetine, clomipramine of imipramine. Antidepressiva beginnen na ongeveer zes weken goed te werken. In de eerste weken kunnen bijwerkingen optreden zoals toename van de angst, een droge mond, maagdarmklachten, slaperigheid of slapeloosheid, transpireren en minder zin in vrijen. De bijwerkingen verschillen per middel en verdwijnen meestal na verloop van tijd. Antidepressiva werken niet verslavend.
Tot de antidepressiva goed werken, kunt u bij hevige angst eventueel kalmeringsmiddelen (benzodiazepines) gebruiken zoals diazepam of oxazepam. Deze middelen werken versuffend en verslavend. Gebruik ze daarom hooguit een tot twee weken.
Als u een dagboekje heeft bijgehouden, kan het helpen dit op het spreekuur te bespreken. Dan wordt vaak duidelijk hoe uw angsten ontstaan. Misschien is er een manier te vinden om het voordurende piekeren of om de cirkel van aanleiding, paniekaanval, angst voor de angst te doorbreken. Soms is het nodig dat een psycholoog u verder helpt. Door praten en oefenen kunt u leren uw gedachten en zorgen te ordenen. U krijgt meer overzicht. Dat geeft wat rust en houvast waardoor u zich minder onzeker voelt en beter besluiten kunt nemen. U leert te ontspannen waardoor u nieuwe situaties beter aandurft.
Behandeling met medicijnen werkt vaak net zo goed. Als u antidepressiva gaat gebruiken, bekijken we na zes weken of het gekozen middel goed werkt. Als het helpt, is het de bedoeling hier zes tot twaalf maanden mee door te gaan. Als het niet goed werkt, kunt u een ander antidepressivum proberen dat dan vaak wel helpt. Als u de dosering van uw medicijnen wilt veranderen of wilt stoppen, neem dan contact op om te overleggen. Antidpressiva moeten geleidelijk worden afgebouwd.
Uiteindelijk kunt u bereiken dat u nog maar weinig last heeft van uw angsten. Een terugval is wel mogelijk. Als u merkt dat de klachten terugkomen, denk dan niet dat het vanzelf wel weer overgaat. Wacht niet te lang en maak een afspraak voor op het spreekuur of neem contact op met de psycholoog die u geholpen heeft. Informatie over de verschillende angststoornissen is ook te lezen op: http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum/k_richtlijnen/k_nhgstandaarden.htm
BILAN MASCULIN DE STERILITE Au Maroc l’homme est impliqué dans 50 à 60% des infécondités du couple I/ Interrogatoire 1. La durée de l’infertilité : c’est la durée pendant laquelle le couple a eu des rapports sans contraception et sans qu’il y ait eu une grossesse ; plus cette durée est longue et plus le risque d’infertilité est grand ; 1 an est la durée communéme
ENVIS Bulletin Vol7(2) : Himalayan Ecology Summary of completed/ongoing projects DEMOGRAPHIC, BIOLOGICAL AND CULTURAL PROXIMATES OF HEALTH AND DISEASE IN ARUNACHAL PRADESH R.K. Pathak Department of Anthropology, North-Eastern Hill University, Shillong 793022, Meghalaya The present study has been undertaken to find out the demographic, biological and cultural proximates